Errare humanum est

Back with a new batch!

30/01/2004

Omdat MP van Herman Brusselmans houdt
En ik MP graag een plezier doe.

Omdat mijn leven een aaneenschakeling van ellende is, verwachtte ik niet veel van de dag. Ik keek door de ruit naar buiten en zag dat het regende. De buurman stond in de tuin tussen de bloemen te schoffelen. De buurman was een gepensioneerde tuinder, die zijn droom ooit een pompoen te kweken die zwaarder woog dan zijn ega nooit helemaal had opgegeven. Aangezien zijn vrouw aan chronische vetzucht leed, was het een droom die waarschijnlijk pas zou uitkomen nadat de dame in kwestie aan een te hoge bloeddruk en adervernauwing om het leven was gekomen en gecremeerd. Maar de buurman, die dit ook best wist, versaagde nooit zijn eeuwige tuinwerk – weer of geen weer.

Ik hield op met naar de buurman kijken. Het maakte diepongelukkig. Ik vleide mijn hoofd terug op het kussen en deed of ik dood was. Maar dat ging niet, mijn haar kriebelde mijn neus en ik nieste. Zelfs dood was ik een mislukkeling. Ik besloot op te staan en thee te zetten. In mijn onderbroek liep ik de trap af, naar de keuken. Mijn huisgenoot die net uit de douche kwam keek mij in de gang verbaasd aan. Ik deed net of ik haar niet zag. Daar trapte ze niet in, maar we zeiden niets. Daarvoor waren we allebei veel te naakt.

In de keuken, die uitzicht had op de straat, zag ik hoe twee bouwvakkers de stoep aan het open breken waren. Tot ongenoegen van de voetgangers die nu van het trottoir af moesten en over de trambaan om de stratenmakers heen moesten. Er werd bijna een meisje met rood haar door een auto aangereden. Hevig vloekend en geschrokken spoedde zij zich de stoep weer op. Ze was mooi, dat meisje. Haar natte krullen plakten aan haar voorhoofd. Ik kreeg er honger van, maar besloot niet te eten.

Toen ik de thee opzette ging de telefoon. Ik had geen zin om op te nemen, want ik durfde niet te spreken. De stilte was te veelomvattend om te doorbreken. Het drukte. Ik hoorde niets. Behalve de waterkoker die nu hevig borrelde, en de telefoon die rinkelde. Even later kwam mijn huisgenoot, gehuld in een slobberige spijkerbroek en een wollen trui (waarvan ik wist dat er niets onder zat) de gang op en nam op. Mijn huisgenoot was ook wel mooi, maar ze snapte niets van de stilte.

“Voor jou,” zei ze. Ik schudde mijn hoofd. “Wel waar,” zei ze. Ik deed net of ik haar niet hoorde. Op straat hadden twee jongetjes gezien dat ik in mijn onderbroek van het raam stond. Mijn huisgenoot mompelde iets onverstaanbaars. De jongetjes wezen. Waarschijnlijk hield zelfs de buurman op met schoffelen. Wat een rotdag.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage