Errare humanum est

Back with a new batch!

16/03/2005

Min of meer tegen mijn zin ging ik akkoord met de ‘open relatie’. Ik zat helemaal niet te wachten op een meisje die ik moest delen, en daar dan ook nog eens de verhalen over moest aanhoren, maar soit zo is de tijd, en dat moest kunnen. Eigenlijk was ik op zoek naar iets exclusiefs. Wij tegen de wereld, dat soort gereutel. Maar zij was nog lang niet klaar met het nachtleven, het flirten en de one night stands. Het vrijgezellenleven eigenlijk. Aldus geschiedde, ik had een vriendin, zij bleef vrijgezel. Natuurlijk moest dat fout lopen.

Een keer in de week aten we samen, een keer in de week werd er uitgebreid gekookt, soms bij mij, meestal bij haar. De rest van de week waren we veel te druk, ik met koersen en mijn freelancersbedrijfje, zij met haar baan. We zagen elkaar wel vaker, meestal op de maandag en woensdag, na het werk en het eten. Meestal pas na een uur of negen, ik had dan het journaal gekeken, zij GTST. Eigenlijk waren onze werelden zo ver van elkaar verwijderd dat God er een touw tussen kon spannen en erop kon koorddansen. De zondag was samen eten, en lief doen tegen elkaar op de bank enzovoorts, enfin, u kent dat wel.

Afgelopen zondag was zo’n zondag. Ik had zaterdag een wedstrijd gereden, een amateur-klassieker in Drente, met kasseistroken en heuveltjes, de hele mikmak. Zij was die avond uit geweest – dat deed ze meestal met vriendinnen, maar soms ook wel alleen. Gisteren was ze alleen gegaan, God weet waar naartoe. Toen ik die middag tegen een uur of vier bij haar voor de deur stond met een doos vol boodschappen bonjourde ze nog net haar minnaar van de nacht ervoor naar buiten.

Het was een lange man, donker haar, donkere ogen, sportschooltype, met twee dagen baardje en sportieve kleren. Zij stond in de deuropening in een badjas, haar haren nog nat. De zijne waren dat ook nog een beetje. Hij droeg een ribbroek, een effen wit overhemd waar wat borsthaar doorheen prikte, zijn jasje had hij onder de arm. Hij keek me aan alsof ik Pierlala was en mompelde een goedendag. Ze zwaaide toen hij omkeek.

Ik was naast haar gaan staan en had er toen gelijk al iets van gezegd. Iets in de trant: “Als je nou zo nodig moet, zou je dan in elk geval kunnen zorgen dat je neukertjes weg zijn op het moment dat ik langskom?” Zoiets. “Hij is nu toch weg?” had zij gereageerd en had er een beetje om gelachen. Ik vermoed dat ze er wel van genoot. Dat moest natuurlijk wel verkeerd gaan.

Na het de zelf gemaakte wildragout met cranberrysaus van Vlieland, waar ik eerder die week geweest was voor een verhaal voor de Vogelbescherming (de op Vlieland geplukte cranberries worden op Terschelling tot saus verwerkt en dan weer op Vlieland verkocht als Vlielandse Cranberry saus), liet het beeld van de weglopende man -veel aantrekkelijker dan ik ooit kon worden, veel gespierder, sterkere kaaklijn, beter haar, mooiere ogen, puurdere geest, hartelijker en sympathieker karakter - mij nog altijd niet los. Ik was jaloers ja. Ze was van mij.

Het gesprek dat het eten opvolgde was geen intiem onderonsje tussen verliefden die net lekker hadden gegeten en een kopje koffie dronken. Ik vertelde haar wat ik ervan vond, zij reageerde nogal laconiek. Ik was gewoon “een van de velen”, volgens madam, “eentje die het geluk had om vaker te mogen terugkomen.” Wat ze in haar eigen tijd deed was haar zaak. Ze lachte mijn drang tot exclusiviteit passief weg en zei me dat dat misschien iets voor later was. “Net als kinderen en een hond.” Toen besloot ik, kwaad, afgewezen en vooral bespot, dat ze nooit kinderen zou krijgen.

Ik denk dat de buren jullie hebben gebeld. Het zal wel een herrie geweest zijn. Ik weet er eigenlijk niet zo heel veel meer van. Het is vreemd, vindt u ook niet, dat de momenten die ons leven zo beïnvloeden, dat die het slechtst beklijven?

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage