Errare humanum est

Back with a new batch!

17/03/2003

Satan leeft


Mijn eerste gesprek met Beëlzubub
ZWOLLE, 17 maart 2003 - Vannacht heeft Lucifer mij bezocht. Ik kon mij vanochtend alleen nog deze flard herinneren.

“Maar wat beweegt de mens dan meer dan zijn verlangens? God is niets meer dan een grappenmaker, hij maakt de regels. Hij schept de Mens, en legt deze regels op. Hij geeft ze emoties als lust, hovaardij en jaloezie maar dwingt hen ze te verdrukken. En hij lacht zich kapot in de hemel.”
“Verlangen is al een zonde.”
“Een zonde zegt u? Grappig. Wie heeft het nu over zonde?”
“U. Hovaardij, lust, jaloezie. Dat zijn zonden.”
“Dat zijn de realiteit, dat zijn de hoekstenen van de Mens. Ik veroordeel ze er niet om, ik zie de charme ervan. Het zijn de imperfecties aan de Schepping die het zo interessant maakt. Dat moet hij ook gedacht hebben. De vrije wil heeft zo zijn voordelen.”

“Niet iedereen heeft deze imperfecties.”
“Denkt u? Ik ben er geweest toen dit kosmische grapje begon en laat mij u vertellen dat iedereen zijn prijs heeft. Niemand is perfect.”
“Niet iedereen is compleet verdorven.”
“Wie, bij zijn volle verstand zal kunnen beweren dat de 20e eeuw niet geheel aan mij toebehoorde? Van mij. De eerste wereldoorlog, de tweede, Korea, Vietnam, de Golf, Joegoslavië, Tsjetsjenië, Donker Afrika, de Koude Oorlog… Het Armageddon was in ’63 fracties verwijderd van aanvang en ik hoefde niets te doen. Vrije wil heeft zo zijn nadelen.”
“Maar het brak niet uit hè? Het bleef uit.”
“Tja… Gelukkig maar. Waar was God in de 20e eeuw? Verbannen zeg ik u. Hij zat op zijn Troon, keek en mocht niet meedoen. Omdat u dat niet wilde.”
“Ik niet? Ik heb God niet verbannen.”
“O jawel. U bent slechts een kind van uw tijd. Met de secularisatie heb ik niets te maken. Wanneer was u voor het laatst in de Kerk?”
“Een jaar of twee geleden?”
“Wie denkt u dat u voor zich heeft? Ik bedoel met hart en ziel, open, naakt voor zijn aangezicht. Wanneer was u echt in de kerk? Tien jaar geleden? Twintig jaar geleden? Bij uw doop? U gaat als verplichting, zit uw tijd uit en gaat naar huis.”

“Drijft u de spot met mijn geloof?”
“U drijft de spot met uw geloof. U neemt uzelf te serieus. Wat bent u nu vraag ik u. U gaat ’s zondags naar de kerk en daarvoor? En daarna? En waarom? Wat is de basis van uw geloof? Liefde voor de heiland? U houdt niet eens meer van uw vrouw. Daar blijft u ook bij, nietwaar?”
“Twijfelt u aan mijn geloof?”
“Wederom stelt u de vraag aan de verkeerde persoon. De vraag is hoeveel u aan uw geloof twijfelt.”
“Dat is niet uw zaak.”
“U zou uzelf eens moeten horen. U zegt het, maar u meent het niet.”
“Ik meen het wel.”
“Nee. U gelooft het niet meer. U zet de televisie aan, wat ziet u? Oorlog, ellende, armoede, ziekte, verderf, pijn, misère, droogte, hongerbuikjes. En de maalstroom van de beurskoersen, de waanzin van surplusproductie, voorspoed, winst, begeerte, uitbuiting, hebzucht, multinationals, globalisering… De doos van Pandora heeft nog nooit zo ver open gestaan en jullie hebben het zelf open gemaakt. Om nog maar te zwijgen van het eeuwige duwen om de deksel er nog verder vanaf te krijgen.”
“Ik ben daar niet verantwoordelijk voor.”
“Het is altijd iemand anders’ schuld. Duw het maar voor je uit. Kijk de andere kant maar op. Maar wie is slechter? Diegene die de moord pleegt, of diegene die toekijkt en zegt dat hij zijn verantwoordelijkheid niet is?”

“Geld verdienen is niet hetzelfde als moorden.”
“Werkelijk? Heeft u enig idee hoeveel Nike verdiend aan de kinderen in de Thaise fabrieken die een hele familie moeten onderhouden van het loon waar ze in hun eentje niet eens kunnen rondkomen? Hoeveel verdiend Chiquita aan hun van ellende coca-kauwende bananenboeren? En dan heb ik het alleen nog maar over de legitieme bedrijven. Hoeveel geld erom gaat in de internationale criminaliteit? Of terrorisme? We kunnen alleen maar gissen.”
“Betreurenswaardig. Maar wat kan ik in mijn eentje doen tegen al die afkeurenswaardige omstandigheden?”
“Niets. En dat doet u dan ook. U bid ‘s zondags voor Vrede op Aarde, maar de rest van de week doet u niets omdat te bereiken. U noemde de beschreven situatie slechts betreurenswaardig en afkeurenswaardig. Maar het is niet uw probleem. Integendeel. U bent hun probleem. Want er zijn er miljoenen, zo niet miljarden die er net zo overdenken als u. Jammer maar helaas. Zo zij het. Ha! En zijn er nog mensen die naar de kerk gaan en menen wat ze zeggen. Dat heeft u op hen voor. U gelooft er allemaal geen snars meer van, wat u hypocriet maakt. Maar geen dwaze hypocriet.”

“Ik ben geen hypocriet. Ik geloof wel wat ik zeg. En ik bid niet.”
“U gelooft niet wat u zegt. Daarvoor bent u veel te intelligent. U ziet het dagelijks. Op de tv, in de krant, op het internet. U begint af te stompen, net als iedereen. Een overdosis realiteit is dodelijk voor het spirituele leven. En u bent al lang dood van binnen. Daarom bid u niet.”
“Dat zijn uw woorden.”
“Meer dan dat. Dat zijn de woorden die u denkt, die u op de lippen branden, maar die u niet mag, niet kunt uitspreken. Net als de verlangens die u hebt, maar niet naar mag handelen. De Hemelse Vader, die zo van ironie houdt, zijn naam worde geprezen! En de mijne verguisd. Wel, ik zeg: ‘fuck it’. Ik ben teveel een cynist om bij de pakken neer te gaan zitten. Ik ben aan de winnende hand.”
“In de bijbel verliest u.”
“Wie heeft de bijbel geschreven?”
“God.”
“God dicteerde. Ik was erbij. De mens schreef. Errare humanum est.”

“Laat mij niet lachen.”
“Hebt u daar dan reden toe?”
“Jazeker. Deze conversatie is hilarisch.”
“Dat is hij zeker. De bijbel is geschreven door Mensen. Mensen maken fouten. Bovendien is God een optimist. Ik ben een realist.”
“Een realist? U bent geen realist. U bent slechts een dwaas.”
“Werkelijk? Ik ben niet degene die Gods schepping dagelijks vanuit neo-christelijk oogpunt fistfuckt.”
“Nee, u bent degene die wacht, toekijkt en lacht nietwaar?”
“Nee, dat is God zijn zaak. Ik ben de enige die ooit de fantastische mogelijkheden van deze Schepping heeft gezien. Maar ik ben de enige die ziet dat het allemaal naar de ratsmodee gaat.”
“Dat is uw taak toch?”
“Mijn taak? Ik heb geen taak. Ik heb geen functie. Net als u. Ik heb een vrije wil. Ik heb geen oordeel hoger dan het uwe, ik heb geen functie. De hovaardij der Mensheid is aangetoond. U denkt dat u wel een functie heeft.”
“Deze wereld beter maken, ja. Is dat zo slecht?”
“Nee. Maar dat doet u niet. De wereld is iemand anders’ verantwoordelijkheid. Dat zei u net zelf. Wat kunt u doen? Het is uit de hand gelopen. De grap leid nu een eigen leven is de clou is helemaal niet leuk meer.”

“U verdraaid mijn woorden.”
“Helemaal niet. U verdraaid de interpretatie ervan.”
“U verleid mij.”
“U verleid uzelf. Wanneer u denkt verleid u uzelf, wanneer u spreekt verraad u uzelf. Ik ben een slecht interviewer, want ik spreek zelf te veel om u iets te laten zeggen.”
“En als ik iets zeg, draait u de woorden om.”
“Leugens. Allemaal leugens. Luistert u nooit naar uzelf? Ik wijs u slechts op de leegheid in uw betoog, is uw verhaal, in uw woorden.”
“De Duivel die de Mens beticht van leugens? Wat ironisch.”
“Noem het maar Goddelijke humor.”
“De Satan die het heeft over Goddelijke humor…”
“… Nu doet u hetzelfde als waar u mij zojuist van beschuldigde. De pot verwijt de Ketel dat hij zwart ziet. U hebt ook zo uw prijs, meneer Hoenderdos. Vergeet dat niet.”

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage