Errare humanum est

Back with a new batch!

06/09/2004

ruBriek

25 graden bij aanvang, 3 bft
19 graden bij terugkomst, 5 bft


Lief wielerdagboek,

vanaf heden noem ik ge Briek, naar Briek Schotte, de Flandrien die zei: “Koersen, manneke, das stoempn toda ge nie mee wét van welke parochie ge zijt”, en op de ochtend van de Ronde van Vlaanderen van dit jaar, tegen een uur of half twaalf, het leven liet. De koers werd gewonnen door Weseman, een mof in een nichterig telefoontjespak.

Vandaag – de dag dat Alejandro Valverde niet alleen vriend en vijand, maar toch voornamelijk zichzelf verrast door de vueltarit van Burgos naar Soria te winnen – heb ik voor het eerst mee getraind met de Vadesto-Hanzerenners, een wielerclub uit Zwolle.
Vooraleer ik vertrok, stond de kilometerteller op mijn Gazelle Ventoux op zo’n 4300 kilometers die ik ge nooit heb komen vertellen, omdat dat weinig serieus te nemen viel. Hoewel, sinds de derde week van maart, dat zijn net geen 820 kilometers per maand, Briek, zo omgerekend kom je aan ongeveer 180 kilometer per week, dat is dertig per dag. Elke dag. Maar soit, waar hebben we het over? Ik deed er vandaag daar een kleine zestig bij. Niet dat die afstand nu zo schokkend is, lief wielerdagboek, maar de snelheid viel mij allezins tegen.

Het waaide bij aanvang al behoorlijk, en de wind stak de kop nog meer op, maar daarover later meer. Het was de dag van de schokkende ontdekkingen, namelijk, dat de snelheden boven de veertig in het uur een betekenis voor mij gekregen hebben, en amai, das hard hé. Die eerste vierduizend kilometers fietste ik in mijn eentje, zette de snelheid vast op 34, 35 en fietste dan een kilometer of zeventig. We reden over de dijk, van de ijsselbrug naar Zalk en daarna door naar de Zande en de eerste keer heen reden we in een enkele waaier, wat nog een vak apart bleek te zijn. Vooral het door de wind afgaan, en dan weer aanpikken bij de laatste man is een kunst, want je moet dus door de wind heen weer op snelheid komen, een truc die ik nog niet helemaal meester ben. Gelukkig knapte ik er niet als eerste af, ik deed mijn kopwerk braaf (in Zalk overigens) en pikte ter nauwer nood aan. Dat ik er buiten Zalk toch af moest (al na een kilometer of acht) vond ik een flinke teleurstelling, maar ik was, niet de eerste, en fietste op eigen tempo (35 of zoiets) naar de Zande.

Daar gingen we hetzelfde stuk weer terug, maar omdat de weg een nogal ruime bocht maakt, en de wind uit een onmogelijke hoek zat, hadden we hem weer behoorlijk tegen. Nu reden we in een dubbele waaier, wat nog een veel hogere kunst bleek dan een enkele. Ik lag er nog ver voor Zalk af, hetgeen mij niet verbaasde, en toen ik 26 reed vermande ik mij. Briek, je woorden schoten door mijn bolleke, in gedachten vloekte ik in schoon Vlaams (goedverdoem dacht ik, echt waar) en gaf er een lap op. Ergens voor me zag ik iemand anders lossen – ik vermoed trouwens dat hij op me wachtte maar soit – en samen druppelden we weer naar de groep. Daarna zijn we in een enkele waaier, via een ander weggetje, waar minder verkeer reed, naar zalk gefietst, en vandaar de dijk op. Ik loste weer als eerste, maar voor mij zag ik al snel de anderen ook knappen. Ik koerste er naartoe (35 ofzo) en riep: “Komaan (!), we komen terug!” maar niemand bleek daar zin in te hebben, dus versnelde ik zelf maar (39 / 40) en haalde er nog een paar in.

Dat waren zo ongeveer de eerste dertig kilometers, Briek, en amai, je had gelijk – het scheelt dat ik luthers ben, en dus parochieloos, maar waar Doesburg ligt, dat wist ik even niet. Overigens ligt Doesburg aan de (Gelderse) IJssel, tussen Dieren en Doetinchem, Briek, maar komaan, laat ons niet verzanden in geografische details.

Omdat de meeste mannen afgelopen week 3 wedstrijden hadden gedaan, gingen er al een paar naar huis, maar een paar sterke mensen reden nog rustig (33) naar Kampen, en vandaar naar ’s-Heerenbroek en dan Zwolle weer in. Ik reed mee, en dat was eigenlijk veel leuker, niet alleen omdat ik het (gemakkelijk overigens) kon bij houden, maar toch vooral omdat het lekker lulde. Over fietsen bijvoorbeeld, Briek, met ene André die in Terwolde werkt, bij een, naar het schijnt enorme fietsenwinkel. Of over de vuelta, of over rondjes IJsselmeer fietsen (376 kilometer). En dat ik mijn banden eens goed moest oppompen. Tja.

Maar goed, Briek, over gezapige stukjes fietsen lees je maar elders, hier gaat het om sterven, en daar herrijzen, en dan weer sterven, als een Phoenix uit je as herrijzen enzovoorts. Dat gebeurde toen een van de jongens, Rob geloof ik, vlak voor Kampen demarreerde. Iemand reageerde, en ik natuurlijk ook. Het duurde even, er zat snit op. Het is verbazingwekkend hoe groot een gat wordt na een echte demarrage (17 kilometers in het uur verschil). Wanneer je omkijkt lijkt het wel alsof de rest dan stilstaat. Overigens wachtten we weer op de rest die weer aansloot. Mijn explosie wreekte zich natuurlijk onmiddellijk, met de wind vol op de tronie tegen de IJsselbrug op zette ik mij in het wiel van Rob, die achter drie mannetjes zat. Ik merkte dat de schavuit een gaatje liet vallen, en zijn verzet goed schakelde. Achter mij maakte een jongen in een US Postal Berryfloor shirt, wiens naam niet heeft mogen beklijven, zich ook op voor de sprint bergop. Maar de wind was aanzienlijk toegenomen, ik schat een bft of 4-5, en op de klim naar de brug (die nog vies tegenviel) was dat flink peezen.

En toen Rob dan ging, het gaatje was een meter of vijftien, zette hij me vol in de wind. Ik beukte, snokte naar zijn wiel maar kwam te kort terwijl de blauwe desperado naast mij bij mij aanhaakte en spatte vervolgens van me weg. Ik zag dat Rob het groepje voor in haalde, en de Berryfloor gast aanpikte bij die groep. Maar Rob’s actie werd op gruwelijke wijze gewroken. Het was een lange klim, en waar ik op eigen tempo langzaam terug kwam, naar de ruggen blijven kijken en zachtjes, voorzichtig, als een strijkijzer demarrerend tegen de brug op, zo plat mogelijk, ja als een scheermes werkelijk, viel Rob helemaal terug, op, leeg, stik kapot, kwijtgespeeld. Ik was ook nooit meer terug gekomen bij de vier als ze echt hadden doorgereden, maar ik pakte Rob weer op, die niet meer aansloot. Vooral ook omdat ik er even extra aan snokte toen ik hem voorbij ging. Wat gij zaait, zal ge oogsten, Briek, en Rob oogstte mijn meedogenloosheid. Rustig reden we, toen Rob eindelijk (dat heeft geruime tijd geduurd) weer was aangesloten naar Zwolle. Het was mooi zo. Volgende week weer.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage