Errare humanum est

Back with a new batch!

23/12/2004

Essay
Cynische Duitse films zeer de moeite waard

Toen ik vorig jaar aan het begrip ‘Duitse film’ dacht, zag ik Triumph des Willens. Verder was er een groot zwart gat, waarin halfslachtige tv-films of langzame crimi’s maar sporadisch hun licht konden laten schijnen. Behalve propaganda was er nog nooit iets goeds uit Duitsland gekomen. En hoewel de propaganda goed in elkaar zat, het bleef propaganda. Vorig jaar kwam daar met Goodbye Lenin! een definitief einde aan de Duitse traditie van vervelende toneelstukjes met doorzichtige plots. Hoewel Goodbye Lenin! een film is die ik tot op heden nog steeds niet heb gezien (schande!), gaf het het startschot voor mijn bewustwordingsproces dat uiteindelijk leidde tot een openbaring.

Het begon allemaal met de lovende recensies voor Goodbye Lenin!, een film die bovendien prachtige prijzen won en zelfs een heuse hype te weeg wist te brengen. Van Duitsland en met name Berlijn, daarvoor alleen in de undergroundscene als cool en hip bestempeld, werd een kilo stoffigheid afgepoetst, en opnieuw op de kaart gezet. Goodbye Lenin! plaveide de weg voor andere grote Duitse films, die daarvoor in Nederland nooit in de bioscopen gedraaid zouden worden. Duitse film was daarvoor net zoiets als speedmetal, een stoffig genre voor obscure plekken waar het volk liever niet gezien wordt.

Duitse film heeft, op basis van de drie films die ik afgelopen herfst gezien heb, een aantal bindende factoren, de peilers waarop de films worden gebouwd. Hoewel elke film op zijn eigen manier afwijkt, zijn er een aantal overkoepelende kenmerken, waarvan de aller belangrijkste, het enorm sterke acteertalent van de spelers.
Of het nu gaat om volwassen acteurs (Der Untergang), kinderen (Was nützt die Liebe in Gedanke) of minderheden (Gegen die Wand), de acteurs zijn ijzersterk. Daar kan geen Nederlandse film tegenop. Die tegenstelling zie je mijns inziens goed terug in de Tweeling waarin Thekla Reuten naast Nadja Uhl schril afsteekt. En dan hebben wij het over de grote Thekla Reuten! In verreweg de meeste Nederlandse films spelen geen serieuze actrices zoals zij, maar opgelikte soapsterretjes of ander talentloos gespuis. In Duitsland zijn alle acteurs goed, en de hoofdrolspelers groots. In Nederland komen de meeste hoofdrolspelers niet eens boven de term ‘matig’ uit.

Het beste voorbeeld van de grootsheid van de Duitse acteurs dat ik kan geven is de Hitler die in Der Untergang wordt neergezet door Bruno Ganz. Alles klopt aan Hitler, de retoriek, de intonatie, de klankkleur, de lichaamstaal, het charisma. Als je niet beter zou weten zou je Mulisch’ Siegfried nog haast serieus kunnen nemen. De naturelle manier waarop Bruno Hitlers krankzinnigheid brengt, compleet met zenuwtics, die niet uitsluitend dienen tot het overtuigen van de kijker dat Hitler gek ís, maar door Ganz zo geloofwaardig worden gebracht, dat de symboolfunctie volledig vervalt, en het uiterlijke kenmerk een karaktertrek verwordt, is verbijsterend. Bruno Ganz is groots, zo groots als het Dritten Reich hadden moeten worden, en steekt daarom extra schril af tegen de totale verwoesting van de droom wat zijn teleurstelling, verbittering en uiteindelijke zelfmoord extra geloofwaardig maken. Der Untergang is het onomstotelijke bewijs dat het Duitse acteerspel groots kan zijn.

Een tweede kenmerk is de overduidelijk liefde voor het medium die spreekt uit de manier waarop de films worden gemaakt. De shots die worden gekozen, het uitlichten – van overdreven romantisch in Was nützt die Liebe in Gedanke, tot koud en rauw in Gegen die Wand -, et cetera, uit alles blijkt een vernuft die de onoplettende kijker in eerste instantie niet doorheeft, maar emotioneel bijdraagt aan het gevoel die men bij de film heeft. Vooral bij Was nützt die Liebe in Gedanke is dat extra ontgoochelend, omdat de tegenstelling tot het ultieme geluk, dat bijna van de belichting lijkt af te druipen in het diepe contrast staat met het uiteindelijke plot. De overduidelijke literaire traditie van de film (denk aan bijvoorbeeld Die Leiden des jungen Werther van Goethe) geeft een extra laag, die, doordat de film in het begin aangekondigd gebaseerd te zijn op daadwerkelijke gebeurtenissen, een klein deukje oploopt – want wat is de relevantie van zo’n mededeling? Hoogstens om het nogal kinderachtige cliché dat de werkelijkheid soms gruwelijker kan zijn dan fictie, te duiden – iets dat Gegen die Wand overigens in bijtend cynisme weer ontkracht.

Alle drie de films eindigen in totale ondergang. In der Untergang is dit het thema van de film, in Liebe in Gedanke leidmotief en in Gegen die Wand is het cynische collaterale schade.
Een film als Gegen die Wand, waar je niet voor een prettig gevoel bij de kerstdagen naartoe gaat, kan gewoonweg niet goed eindigen, dat zou het verhaal, de wereld en zelfs de werkelijkheid geweld aan doen. In het echte leven krijgt de held na de ontberingen niet het meisje, hij krijgt alleen nog maar meer ontberingen. Gegen die Wand bijt, steekt, in hardheid, en wereldbeeld. De koude belichting draagt bij aan een mogelijke verklaring voor de staat van opperste lamlendigheid waarin de hoofdpersoon zich bevindt, immers als uw belevingswereld er zo uit zou zien, zou u dan niet aan de drank raken? De manier waarop de Duitse films spelen met de gevoelens van de (nietsvermoedende) bioscoopbezoeker is zeker de moeite waard voor Communicatiewetenschappers te onderzoeken, zeker met het oog op de traditie van propaganda.

Toch is zelfs (of juist?) in deze rauwe werkelijkheid de traditie van Duits Idealisme (denk aan Kant, Hegel en Schopenhauer) niet ver weg. De hoofdpersoon, die door omstandigheden waar hij niet over wil spreken in zo’n totale staat van lamlendigheid terechtgekomen is, kan niet ontsnappen aan het leven en wordt door omstandigheden gedwongen het, door een meisje aangeboden ideaalbeeld na te streven. Dat Hitler heel uitgesproken meningen had over wat ideaal was, en vooral wat niet, hoef ik niet uit te leggen en het leidmotief in Was nützt die Liebe in Gedanke ís zelfs Idealisme.

De drie Duitse films zijn allemaal de moeite waard, maar misschien niet het vrolijkste cadeau voor onder de boom. Vooral Gegen die Wand is hard, rauw en cynisch – voor sommige critici reden om hem ten onrechte af te doen als hol. Voor hen die niet gevoelig zijn voor een thema als de holle nutteloosheid van het bestaan zijn alle drie de films dan ook een volslagen ongeschikt kerstcadeau. Voor hen die weten dat het leven niet perfect is, en dat waarschijnlijk ook nooit zal worden, zijn de drie films een bevestiging van die hopeloosheid. Je moet er maar zin in hebben.

Was nützt die Liebe in Gedanke
REGIE:
Achim Von Borries
MET oa:
Daniël Bruehl (Paul)
August Diehl (Guenther)
Thure Lindhart (Hans)
Duitsland / 2004 / 89 min.

Gegen die Wand
REGIE:
Fatih Akin
MET oa:
Birol Ünel (Cahit Tomruk)
Sibel Kekilli (Sibel Güner)
Catrin Striebeck (Maren)
Duitsland / Turkije / 2004 / 121 min.

Der Untergang
REGIE:
Oliver Hirschbiegel
MET oa:
Bruno Ganz (Adolf Hitler)
Alexandra Maria Lara (Traudl Junge)
Corinna Harfouch (Magda Goebbels)
Duitsland / 2004 / 150 min.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage