Errare humanum est

Back with a new batch!

07/02/2005

Feuilleton
De verbittering van Thomas Lumpke deel 3
(In de mist heb ik per ongeluk Thomas Lumpke aangereden. De volgende dag zoek ik hem gegeneerd op in het ziekenhuis van Zutphen, waar hij me sarcastisch voor de geleverde dienst bedankt.)

Ik was enigszins verbaasd door Lumpkes sarcastische dankjewel. Even was ik van mijn stuk gebracht, ik wist niet goed hoe ik moest reageren op iemand wie ik zoveel leed berokkend had. Lumpke nam tergend lang de tijd om mij in te schatten, om mij van onder tot boven op te nemen en de stilte was zo pijnlijk dat ik uit arrenmoede de bloemen aanbood die ik voor hem meegenomen had. Lumpke knikte en zei dat ik ze maar even daar neer moest leggen, en hij wees moeizaam naar de vensterbank van Ziekenhuis Het Spittaal te Zutphen, van waaruit je gehele zuidelijke deel van het Veluwemassief kon overzien. In de herfst was dat een prachtige gezicht: honderden tinten herfst kleurden het landschap achter de IJssel. Voor de vensterbank stond een groot wit verwarmingsrooster die warme lucht het vertrek inblies. Lumpke had een privé kamer, en de thermostaat wat hoger gezet dan wat ik als prettig ervaarde.

“Maar dan drogen de bloemen in rap tempo uit”, zei ik maar Lumpke wilde niet van iets anders weten. “Ik voel me prettiger bij bloemen die zich net zo voelen als ik.” Even was hij stil. “Ik schep genoegen in de ondergang van jou bloemen”, voegde hij daar toen hatelijk aan toe. Ik schaamde me voor het gekneusde zakje mens met gebroken knoken. Zijn been zat in het gips en hij droeg een corset, om zijn onderrug te ondersteunen. Hij had overal bloeduitstortingen en zijn gezicht zat onder de kleine krasjes en sneetjes. Ik kon slechts stamelen dat het mij speet.

“Dat moest er godverdomme nog eens bijkomen”, mompelde Thomas, “dat je me kwam vertellen dat je nergens spijt om hebt…” Ik overhandigde Thomas de bloemen, die legde ze bovenop het verwarmingsrooster. Er volgde een stilte waarbij ik me een beetje ongemakkelijk voelde, door de warmte in het vertrek voelde ik mij het zweet onder de oksels langs mijn ribbenkast naar beneden lekken, hele druppels gleden langs mijn zij. Ik besloot mijn jas maar uit te doen en op een van de stoelen te gaan zitten.

“Wil je niet weten wat je me allemaal hebt aangedaan?” vroeg Lumpke verwijtend maar zonder intonatie. Ik knikte. “Ik kwam kijken hoe het met je was”, zei ik. “De artsen zeiden dat ik geluk heb gehad”, vertelde Lumpke smalend, “geluk! – Ik zei dat ik wel eens wilde weten wat ze een ongeluk noemen als ze aangereden al een gelukje noemden…” Lumpke schoot in de lach. “Maar goed”, vervolgde hij – “dat begrepen ze geloof ik niet helemaal. Wist je dat er hier op de afdeling een man ligt die op de dag dat hij de staatsloterij won van pure opwinding over de geldprijs een hartaanval kreeg? Een driedubbele bypass was nodig. Daar gaan zijn centen. Houd jij van ironie?” vroeg hij toen plots. Ik haalde mijn schouders op. “Het doet me niet zoveel”, zei ik. “God is een wrede klootzak”, zei Lumpke en ik begreep niet precies wat hij bedoelde, wat dat ermee te maken had, maar ik vroeg maar nergens naar.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage