‘Ik ben gewild. Natuurlijk – hey, look at me.’
Door Daniël HoenderdosZWOLLE, 19 JAN. - De aimabele hoofdredacteur van dit webmagazine biedt koffie aan. Met graagte neem ik de dampende kop in ontvangst. De deur naar de redactieruimte, waar koortsachtig gebeld en getikt wordt, doet de hoofdredacteur dicht. Het kantoor van Daniël Hoenderdos, 23 jaar, sinds februari 2003 hoofdredacteur van webmagazine Errare humanum est, is groter dan ik dacht.
Naast een bureau staat een leren bank, zoals men doorgaans bij de psychiater aantreft, een fauteuil met daarnaast Vogels magazine, de Intermediair, een Vrij Nederland, de weekendeditie van de Volkskrant en nog wat andere boeken. Op het bureau staat een plantje basilicum dat aan het verdrogen is. “Ik zou hem water moeten geven, maar dat is het probleem niet”, legt Hoenderdos uit. “Hij heeft hier te weinig licht. Om die reden probeer ik een wat groter redactiehok te krijgen, hier is het me wat te donker. Een stroopwafel erbij?”
Uit een lade in een kast waar ook enkele schone overhemden liggen komt een verpakking met de lekkernijen. We gaan zitten, ik op de bank, Hoenderdos in de fauteuil. Op de achtergrond klinkt opgewekte klassieke muziek van Radio 4, die hij heeft aangezet.
“Ik wil hier inderdaad zo snel mogelijk weer weg”, zegt de Hoofdredacteur met betrekking tot de ruimte die in het geheel niet ongezellig is. “Het is mij hier te donker. Ik heb het geluk dat ik onder het dakraam zit te werken, anders zou er waarschijnlijk niets uit mijn handen komen. Ik ben zo iemand die daglicht nodig heeft om goed te kunnen functioneren. En koffie natuurlijk!” De hoofdredacteur glimlacht. “En kip misschien.”
Zoals hij in de luie stoel zit, heeft de hoofdredacteur iets beminnelijks. En profil lijkt zijn kaaklijn sterker, zijn neus trotser, zijn blik wijzer, dan dat men op eerste gezicht wellicht zou opvallen. En face lijkt zijn gezicht, door de zwarte vierkante bril een beetje streng – zijn grijsblauwe ogen scherp en zijn lichaamstaal afstandelijk. Toch kan de geoefende gezichtbekijker niet aan een aandoenlijke smartelijkheid heen die vermengd met een ontluikende eruditie een respectabele uitstraling heeft. In tegenstelling tot een jaar of vier geleden heeft Hoenderdos meer innerlijke rust gekregen. “Kalmte is een zegen”, meldt de hoofdredacteur. “Ik kan het iedereen aanraden.” Net als ondergetekende wil vragen waar die rust, reinheid en regelmaat vandaan komt, komt de stagiair binnen. “Het spijt me meneer Hoenderdos maar ik heb een zekere meneer Verhofstadt aan de telefoon. Heeft die iets te maken met de Hofstadgroep?” Hoenderdos neemt de telefoon aan.
“Allo Guy? Comment ca va, amice? Joa, ‘ier alles in orde manneke. Luuster, kzi nu efkes in eene interview – zak ge doar zo efkes oaver terug belle? Awel, das schoon zo. Dank u en tot orens.” Dan richt hij zich weer tot mij terwijl hij de stagiair de telefoon teruggeeft. “Fijne vent die Verhofstadt. Altijd een woordje over voor de vrije pers. Bakje koffie dan nog maar?”
"Ik bel geregeld met staatslieden. Niet alles daarvan komt op de site natuurlijk, je moet altijd iets bewaren voor op de vele cocktailparty’s, of gewoon als achtergrond informatie. Onlangs belde ik nog met Bernhard – die belde mij elke woensdag en donderdag om te klagen over ‘die lapzwans Broertjes’. Dat waren best leuke gesprekken, maar af en toe kon ik flink moe van hem worden. Dan begon hij te zeuren dat ik als een vader voor hem was enzo. Tsja, zo gaan die dingen. Vriendelijk baasje verder hoor – schavuit en alles – maar soms kon hij doordraven.” Hoenderdos vertelt honderduit over zijn belevenissen in de Nederlandse society kringen. Over die keer dat hij ruzie kreeg met Gert-jan Dröge omdat deze gezegd zou hebben dat Wendy van Dijk wel degelijk zwanger was van Xander de Buisonjé terwijl Hoenderdos hoogstpersoonlijk zelf verantwoordelijk zou zijn voor die daad. “Ze was kwaad op Xander, want die was net vreemd geweest. Met een bek vol zaad is ze naar de gynaecoloog gerend. Maar dat wist die Drögneuker niet. Cornald Maas suste de ruzie met een magnumfles roze bubbeltjes wijn, haha.”
“Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat die baby van mij was, maar moet ik het soms van de daken schreeuwen? Wendy wilde een baby van iemand met een goed postuur en een scherp brein. Dus viel society Nederland af. Ik ben trouwens best goed met kinderen.” “En met kip”, voegt hij er dan maar aan toe.
Over zijn liefdesleven laat Hoenderdos liever niet te veel los. “Kijk”, legt hij uit. “Ik ben gewild. Natuurlijk – hey, look at me. Ik ben succesvol, rijk, mooi en ik hul mijzelf in mysterie. Wat willen vrouwen nog meer, behalve nog meer geld en succes en macht en zo? Je kunt het zo’n meisje als Van Dijk moeilijk kwalijk nemen…”
De wereldkampioenschappen Abalone, waaraan Hoenderdos vorig jaar december meedeed, waren een zwarte vlek in een verder smetteloos blazoen. “Daar wil ik het liever niet over hebben”, zegt hij en kijkt de andere kant op. “Ik dacht dat ik tegenstand zou hebben, maar nee- niets bleek minder waar. Ik heb alles gedaan om het spannend te maken, maar helaas. Hetgeen ik het liefste doe in deze wereld, abalone spelen, is mij niet gegund, omdat er niemand is om het mee te doen.” Een traan biggelt over zijn wang. Plannen om in Afrika een abaloneschool te beginnen zijn nog altijd niet gerealiseerd. “De WK was in Kameroen, leek me toepasselijk om daar te beginnen. Toen kwam de tsunami en werd al het geld aan giro 555 gegeven – de aasgieren.” Meer wil Hoenderdos, gedesillusioneerd, er niet over kwijt.
“Abalone was naast Errare humanum est het enige waar ik voor kon leven. Nu ervaar ik het als een vloek.” Hoenderdos schenkt nog maar wat koffie in. De stagiair komt binnen. “Menneer Hoenderdos, ene Oliver Stone die een taal spreekt die ik niet goed kan verstaan. Is hij familie van Jamie Oliver?”
“Oi! Yeah I know I’m sorry about that. If I were you, I’d sue Val for twenty million bucks, but I wouldn’t call him a bastard. Is he? Wow, never knew that. His real mother? O my God, can I publish that? Ah, give me a break Oliver, you can’t give me that crap. If Val Kilmers mother is in real life a Rumanian folkdancer the people have a right to know! Oh, I see. Ok. Well I’ll keep it to myself then. Okay. Cheers. What? No, sue for twenty million. Call it emotional damage. If you’re lucky you can blame Kilmer for the entire flopping of the film. Aye, okay, talk to you later – cheers.”
“Dat was Oliver Stone, die belt mij geregeld voor juridisch advies”, licht Hoenderdos toe. “Sympathieke man, weet alleen geen zak van wederrechtelijkheid.” Het gesprek kabbelt een beetje, dan gaat het alarm op Hoenderdos mobieltje af. “O”, zegt hij – “sorry, ik moet weg – ik moet naar het ziekenhuis. Ik krijg vandaag mijn medische keuring. Wil je mee?” Dat wil ondergetekende maar wat graag!
Ziekenhuis Sophia is een doolhof. Hoenderdos heeft haast hoewel hij ruim op tijd is. “Punctualiteit heb ik hoog in het vaandel”, zegt hij, “vroeger was ik een notoire laatkomer, maar daar ben ik rigoureus vanaf gestapt. Nee, het is wel degelelijk notoir en niet notoor, het is toch ook trottoir en niet trottoor? Nou dan.”
Eenmaal de betreffende afdeling gevonden (‘Ben ik nou gek, of is dit ziekenhuis belachelijk ingedeeld?’) blijkt een aantal zaken nog niet geregeld. Een ponskaartje bijvoorbeeld. Ook een urinemonster is vereist. Mopperend beent de hoofdredacteur naar de ponskaartjesbalie.
Bij de ponskaartjesbalie vraagt de mevrouw of Hoenderdos zijn jas niet op de tafel wil leggen. “Die is voor de gastvrouw”, legt ze uit. Hoenderdos mompelt iets binnensmonds en pakt zijn jas. “Moet ik mijn blad ook even oppakken mevrouw?” vraagt hij dan pesterig. “Als u zo vriendelijk zou willen zijn…” zegt de vrouw vilein. Hoenderdos beantwoord haar met een overdreven hoofdknik. “Als u nog iets te pakken heeft, dan kunt u mij altijd bellen”, zegt hij terwijl hij de Vrij Nederland in zijn jaszak propt. De vrouw bloost vanwege de toespeling en houdt verder haar mond. Zijn ponskaartje eenmaal bemachtigd, beent hij terug naar sportgeneeskunde.
Hoenderdos heeft niets te verbergen, zegt hij tegen de arts. Hoewel de doctor, een jonge vrolijke vent die zelf graag mountainbiket, er eigenlijk op tegen is mag de journalist bij de keuring zijn. “Ik zie dat je de vragenlijst hebt ingevuld. Ziet er allemaal goed uit”, begint de arts – “maar ik zie dat je bij de psychische hulp ja in hebt gevuld?” Hoenderdos kijkt op een manier die de Engelsen ‘puzzled’ zouden noemen.
“Is het heus? Noem dat dan maar freudiaans”, grapt hij. “Ik ben nooit behandeld voor mijn depressies en algehele zwartgalligheid.” De doctor lacht en krast nee door. “Prima. Heb je al wat urine?” Hoenderdos schudt zijn hoofd. “Ik hoef nu niet”, bekend hij. “Geeft niets, kun je straks komen brengen.” Na de ogentest moet Hoenderdos al zijn kleren uit doen, op zijn onderbroekje na. Het is een witte boxenshort met pijpjes van de HEMA – keurmerk van verfijnde smaak. Hij is naakt nog mooier dan met kleren aan. Kleren maken de man is niet van toepassing. Zelfs de arts knikt instemmend. Bloeddruk is goed, hartslag wat hoog, maar dat komt waarschijnlijk omdat Hoenderdos net nog aan het praten was over dat hij bewegingswetenschappen wel interessant vindt.
Dan wordt het vetpercentage vastgesteld. Gemeten wordt het vel op de arm, op het schouderblad en op de buik. “Dertien komma zeven procent – dat is dus fantastisch” zegt de arts. “Wat zegt u?” informeert Hoenderdos. “Goed, uw vetpercentage is goed.” “Nee u zei net iets anders…” “O, dat het fantastisch was.” “Dus ik ben fantastisch?” “Ja eigenlijk wel. Sterker nog, ik heb in geen tijden iemand in mijn kamer gehad die zo fantastisch was als u.” “Je hoeft niet zo te slijmen hoor.”
Toch weet Hoenderdos dat er nog wat vanaf moet. Dertien komma zeven procet in het voorseizoen. Ik moet naar de 10 procent tijdens de Marmotte. Krachttrainen dus.” De doctot waarschuwt: met zijn 1 meter 91 en nauwelijks 72 kilogram is hij eigenlijk aan de lichte kant. “Niet teveel afvallen. Je kunt beter wat meer spiermassa opbouwen, dan word je wel zwaarder, maar je hebt ook meer power.” “Krachttrainen dus”, herhaalt Hoenderdos en de doctor knikt.
Terwijl ik in het urinepotje sta te plassen – nog wat gehannes want het zit zo vol, en ik wil er niet overheen plassen en mezelf helemaal onderzeiken – eet Hoenderdos een snickers. “Zo af en toe vind ik dat lekker”, meldt hij. “Een snickers.” De rest van mij plas deponeer ik in de pot en trek door. “Dank je”, zegt Hoenderdos en wil mij een hand geven maar bedenkt zich dan. “Eerst je handen wassen! Ik heb persoonlijke hygiëne sinds kort weer ingevoerd. Vroeger deed ik daar niet zo moeilijk over, maar tegenwoordig hecht ik er weer meer aan. Tandenpoetsen, handenwassen dat soort dingen. Kom, we gaan de pies even inleveren. Nogmaals bedankt, je bent toch wel helemaal clean hè?”
De urine wordt goedgekeurd en de arts schud Hoenderdos de hand. “Misschien zien we elkaar een keer op het terras”, zegt de doctor. “Ja”, zegt Hoenderdos plechtig. “Misschien wel.”
Door Daniël HoenderdosZWOLLE, 19 JAN. - De aimabele hoofdredacteur van dit webmagazine biedt koffie aan. Met graagte neem ik de dampende kop in ontvangst. De deur naar de redactieruimte, waar koortsachtig gebeld en getikt wordt, doet de hoofdredacteur dicht. Het kantoor van Daniël Hoenderdos, 23 jaar, sinds februari 2003 hoofdredacteur van webmagazine Errare humanum est, is groter dan ik dacht.
Naast een bureau staat een leren bank, zoals men doorgaans bij de psychiater aantreft, een fauteuil met daarnaast Vogels magazine, de Intermediair, een Vrij Nederland, de weekendeditie van de Volkskrant en nog wat andere boeken. Op het bureau staat een plantje basilicum dat aan het verdrogen is. “Ik zou hem water moeten geven, maar dat is het probleem niet”, legt Hoenderdos uit. “Hij heeft hier te weinig licht. Om die reden probeer ik een wat groter redactiehok te krijgen, hier is het me wat te donker. Een stroopwafel erbij?”
Uit een lade in een kast waar ook enkele schone overhemden liggen komt een verpakking met de lekkernijen. We gaan zitten, ik op de bank, Hoenderdos in de fauteuil. Op de achtergrond klinkt opgewekte klassieke muziek van Radio 4, die hij heeft aangezet.
“Ik wil hier inderdaad zo snel mogelijk weer weg”, zegt de Hoofdredacteur met betrekking tot de ruimte die in het geheel niet ongezellig is. “Het is mij hier te donker. Ik heb het geluk dat ik onder het dakraam zit te werken, anders zou er waarschijnlijk niets uit mijn handen komen. Ik ben zo iemand die daglicht nodig heeft om goed te kunnen functioneren. En koffie natuurlijk!” De hoofdredacteur glimlacht. “En kip misschien.”
Zoals hij in de luie stoel zit, heeft de hoofdredacteur iets beminnelijks. En profil lijkt zijn kaaklijn sterker, zijn neus trotser, zijn blik wijzer, dan dat men op eerste gezicht wellicht zou opvallen. En face lijkt zijn gezicht, door de zwarte vierkante bril een beetje streng – zijn grijsblauwe ogen scherp en zijn lichaamstaal afstandelijk. Toch kan de geoefende gezichtbekijker niet aan een aandoenlijke smartelijkheid heen die vermengd met een ontluikende eruditie een respectabele uitstraling heeft. In tegenstelling tot een jaar of vier geleden heeft Hoenderdos meer innerlijke rust gekregen. “Kalmte is een zegen”, meldt de hoofdredacteur. “Ik kan het iedereen aanraden.” Net als ondergetekende wil vragen waar die rust, reinheid en regelmaat vandaan komt, komt de stagiair binnen. “Het spijt me meneer Hoenderdos maar ik heb een zekere meneer Verhofstadt aan de telefoon. Heeft die iets te maken met de Hofstadgroep?” Hoenderdos neemt de telefoon aan.
“Allo Guy? Comment ca va, amice? Joa, ‘ier alles in orde manneke. Luuster, kzi nu efkes in eene interview – zak ge doar zo efkes oaver terug belle? Awel, das schoon zo. Dank u en tot orens.” Dan richt hij zich weer tot mij terwijl hij de stagiair de telefoon teruggeeft. “Fijne vent die Verhofstadt. Altijd een woordje over voor de vrije pers. Bakje koffie dan nog maar?”
"Ik bel geregeld met staatslieden. Niet alles daarvan komt op de site natuurlijk, je moet altijd iets bewaren voor op de vele cocktailparty’s, of gewoon als achtergrond informatie. Onlangs belde ik nog met Bernhard – die belde mij elke woensdag en donderdag om te klagen over ‘die lapzwans Broertjes’. Dat waren best leuke gesprekken, maar af en toe kon ik flink moe van hem worden. Dan begon hij te zeuren dat ik als een vader voor hem was enzo. Tsja, zo gaan die dingen. Vriendelijk baasje verder hoor – schavuit en alles – maar soms kon hij doordraven.” Hoenderdos vertelt honderduit over zijn belevenissen in de Nederlandse society kringen. Over die keer dat hij ruzie kreeg met Gert-jan Dröge omdat deze gezegd zou hebben dat Wendy van Dijk wel degelijk zwanger was van Xander de Buisonjé terwijl Hoenderdos hoogstpersoonlijk zelf verantwoordelijk zou zijn voor die daad. “Ze was kwaad op Xander, want die was net vreemd geweest. Met een bek vol zaad is ze naar de gynaecoloog gerend. Maar dat wist die Drögneuker niet. Cornald Maas suste de ruzie met een magnumfles roze bubbeltjes wijn, haha.”
“Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat die baby van mij was, maar moet ik het soms van de daken schreeuwen? Wendy wilde een baby van iemand met een goed postuur en een scherp brein. Dus viel society Nederland af. Ik ben trouwens best goed met kinderen.” “En met kip”, voegt hij er dan maar aan toe.
Over zijn liefdesleven laat Hoenderdos liever niet te veel los. “Kijk”, legt hij uit. “Ik ben gewild. Natuurlijk – hey, look at me. Ik ben succesvol, rijk, mooi en ik hul mijzelf in mysterie. Wat willen vrouwen nog meer, behalve nog meer geld en succes en macht en zo? Je kunt het zo’n meisje als Van Dijk moeilijk kwalijk nemen…”
De wereldkampioenschappen Abalone, waaraan Hoenderdos vorig jaar december meedeed, waren een zwarte vlek in een verder smetteloos blazoen. “Daar wil ik het liever niet over hebben”, zegt hij en kijkt de andere kant op. “Ik dacht dat ik tegenstand zou hebben, maar nee- niets bleek minder waar. Ik heb alles gedaan om het spannend te maken, maar helaas. Hetgeen ik het liefste doe in deze wereld, abalone spelen, is mij niet gegund, omdat er niemand is om het mee te doen.” Een traan biggelt over zijn wang. Plannen om in Afrika een abaloneschool te beginnen zijn nog altijd niet gerealiseerd. “De WK was in Kameroen, leek me toepasselijk om daar te beginnen. Toen kwam de tsunami en werd al het geld aan giro 555 gegeven – de aasgieren.” Meer wil Hoenderdos, gedesillusioneerd, er niet over kwijt.
“Abalone was naast Errare humanum est het enige waar ik voor kon leven. Nu ervaar ik het als een vloek.” Hoenderdos schenkt nog maar wat koffie in. De stagiair komt binnen. “Menneer Hoenderdos, ene Oliver Stone die een taal spreekt die ik niet goed kan verstaan. Is hij familie van Jamie Oliver?”
“Oi! Yeah I know I’m sorry about that. If I were you, I’d sue Val for twenty million bucks, but I wouldn’t call him a bastard. Is he? Wow, never knew that. His real mother? O my God, can I publish that? Ah, give me a break Oliver, you can’t give me that crap. If Val Kilmers mother is in real life a Rumanian folkdancer the people have a right to know! Oh, I see. Ok. Well I’ll keep it to myself then. Okay. Cheers. What? No, sue for twenty million. Call it emotional damage. If you’re lucky you can blame Kilmer for the entire flopping of the film. Aye, okay, talk to you later – cheers.”
“Dat was Oliver Stone, die belt mij geregeld voor juridisch advies”, licht Hoenderdos toe. “Sympathieke man, weet alleen geen zak van wederrechtelijkheid.” Het gesprek kabbelt een beetje, dan gaat het alarm op Hoenderdos mobieltje af. “O”, zegt hij – “sorry, ik moet weg – ik moet naar het ziekenhuis. Ik krijg vandaag mijn medische keuring. Wil je mee?” Dat wil ondergetekende maar wat graag!
Ziekenhuis Sophia is een doolhof. Hoenderdos heeft haast hoewel hij ruim op tijd is. “Punctualiteit heb ik hoog in het vaandel”, zegt hij, “vroeger was ik een notoire laatkomer, maar daar ben ik rigoureus vanaf gestapt. Nee, het is wel degelelijk notoir en niet notoor, het is toch ook trottoir en niet trottoor? Nou dan.”
Eenmaal de betreffende afdeling gevonden (‘Ben ik nou gek, of is dit ziekenhuis belachelijk ingedeeld?’) blijkt een aantal zaken nog niet geregeld. Een ponskaartje bijvoorbeeld. Ook een urinemonster is vereist. Mopperend beent de hoofdredacteur naar de ponskaartjesbalie.
Bij de ponskaartjesbalie vraagt de mevrouw of Hoenderdos zijn jas niet op de tafel wil leggen. “Die is voor de gastvrouw”, legt ze uit. Hoenderdos mompelt iets binnensmonds en pakt zijn jas. “Moet ik mijn blad ook even oppakken mevrouw?” vraagt hij dan pesterig. “Als u zo vriendelijk zou willen zijn…” zegt de vrouw vilein. Hoenderdos beantwoord haar met een overdreven hoofdknik. “Als u nog iets te pakken heeft, dan kunt u mij altijd bellen”, zegt hij terwijl hij de Vrij Nederland in zijn jaszak propt. De vrouw bloost vanwege de toespeling en houdt verder haar mond. Zijn ponskaartje eenmaal bemachtigd, beent hij terug naar sportgeneeskunde.
Hoenderdos heeft niets te verbergen, zegt hij tegen de arts. Hoewel de doctor, een jonge vrolijke vent die zelf graag mountainbiket, er eigenlijk op tegen is mag de journalist bij de keuring zijn. “Ik zie dat je de vragenlijst hebt ingevuld. Ziet er allemaal goed uit”, begint de arts – “maar ik zie dat je bij de psychische hulp ja in hebt gevuld?” Hoenderdos kijkt op een manier die de Engelsen ‘puzzled’ zouden noemen.
“Is het heus? Noem dat dan maar freudiaans”, grapt hij. “Ik ben nooit behandeld voor mijn depressies en algehele zwartgalligheid.” De doctor lacht en krast nee door. “Prima. Heb je al wat urine?” Hoenderdos schudt zijn hoofd. “Ik hoef nu niet”, bekend hij. “Geeft niets, kun je straks komen brengen.” Na de ogentest moet Hoenderdos al zijn kleren uit doen, op zijn onderbroekje na. Het is een witte boxenshort met pijpjes van de HEMA – keurmerk van verfijnde smaak. Hij is naakt nog mooier dan met kleren aan. Kleren maken de man is niet van toepassing. Zelfs de arts knikt instemmend. Bloeddruk is goed, hartslag wat hoog, maar dat komt waarschijnlijk omdat Hoenderdos net nog aan het praten was over dat hij bewegingswetenschappen wel interessant vindt.
Dan wordt het vetpercentage vastgesteld. Gemeten wordt het vel op de arm, op het schouderblad en op de buik. “Dertien komma zeven procent – dat is dus fantastisch” zegt de arts. “Wat zegt u?” informeert Hoenderdos. “Goed, uw vetpercentage is goed.” “Nee u zei net iets anders…” “O, dat het fantastisch was.” “Dus ik ben fantastisch?” “Ja eigenlijk wel. Sterker nog, ik heb in geen tijden iemand in mijn kamer gehad die zo fantastisch was als u.” “Je hoeft niet zo te slijmen hoor.”
Toch weet Hoenderdos dat er nog wat vanaf moet. Dertien komma zeven procet in het voorseizoen. Ik moet naar de 10 procent tijdens de Marmotte. Krachttrainen dus.” De doctot waarschuwt: met zijn 1 meter 91 en nauwelijks 72 kilogram is hij eigenlijk aan de lichte kant. “Niet teveel afvallen. Je kunt beter wat meer spiermassa opbouwen, dan word je wel zwaarder, maar je hebt ook meer power.” “Krachttrainen dus”, herhaalt Hoenderdos en de doctor knikt.
Terwijl ik in het urinepotje sta te plassen – nog wat gehannes want het zit zo vol, en ik wil er niet overheen plassen en mezelf helemaal onderzeiken – eet Hoenderdos een snickers. “Zo af en toe vind ik dat lekker”, meldt hij. “Een snickers.” De rest van mij plas deponeer ik in de pot en trek door. “Dank je”, zegt Hoenderdos en wil mij een hand geven maar bedenkt zich dan. “Eerst je handen wassen! Ik heb persoonlijke hygiëne sinds kort weer ingevoerd. Vroeger deed ik daar niet zo moeilijk over, maar tegenwoordig hecht ik er weer meer aan. Tandenpoetsen, handenwassen dat soort dingen. Kom, we gaan de pies even inleveren. Nogmaals bedankt, je bent toch wel helemaal clean hè?”
De urine wordt goedgekeurd en de arts schud Hoenderdos de hand. “Misschien zien we elkaar een keer op het terras”, zegt de doctor. “Ja”, zegt Hoenderdos plechtig. “Misschien wel.”
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage