Feuilleton
De verbittering van Thomas Lumpke Deel 11
Ik heb afgelopen winter bijna Thomas Lumpke overreden met mijn automobiel. Uit schuldgevoel heb ik de schilder in het Zutphense ziekenhuis opgezocht, en ben hem blijven bezoeken. Op een dag had hij een kort verhaal geschreven. Op veler verzoek een aantal delen achter elkaar. U heeft er lang genoeg op moeten wachten.
De Schrijver nam een nieuwe kop thee omdat hij de andere reeds had leeggedronken terwijl hij door het manuscript heen bladerde. Toen gooide hij het manuscript zonder enige aanwijsbare reden door de kamer. Even deed hij niets, en een moment later ging hij daarmee door. Toen overviel hem het paradoxale gevoel van doorgaan met niets, of zoiets en hij declameerde.
Als het met schrijven niet lukte probeerde hij dingen te zeggen. Dat mislukte al helemaal. Wat een rotvak was het toch. Wat hij maar boekverkoper geworden! Een beetje mensen de boeken laten zien. Hier liggen de Grunbergs, hier de Gipharts… Wat zegt u? Ja hoor, die hebben we ook, maar in beperkte oplage want hij is behept met een gebrekkig talent. Ja daar. Wat zegt u? Ik denk bij de Slegte. Ja daaaag.
Maar De Schrijver had geen keus en hij wist het. Lezers moeten boeken lezen, schrijvers moeten ze schrijven. Dat had Mulisch eens gezegd. Hij had gelijk, De Schrijver had geen keus. Hij moest schrijven, hij moest. De dwang van de pen, al schreef hij uitsluitend op de computer. Mensen die liefhadden waren daarvoor bedoeld, mensen die eenzaam waren konden niet anders dan eenzaam zijn. Wie voor een dubbeltje was geboren kon nooit een kwartje worden. Och, de kwellingen van de predestinatie. De schrijver geloofde daar heilig in. Men zou hem onthouden. Daarvoor was hij voorbestemd. Proust, Shakespeare, Mozart, De Schrijver, Napoleon! Onthoud de naam! De Schrijver zal men kennen! De Schrijver heette Wim van de voornaam. Wim de Schrijver. Hij overwoog een boek te schrijven dat Ik Wim de Schrijver heette. Dat deed hij volgende week wel. Als hij het onthield. Eerst De droom van de opperste eenzaamheid.
Hij besloot zijn protagonist – hijzelf dus, want het was een zwaar autobiografisch boek over autobiografisch lijden (van zijn eigen persoon nota bene, dus veel autobiografischer dan dat kon het niet worden) – plaats te laten nemen achter zijn bureau en hem een geweldige titel van het boek te laten verzinnen, maar getergd door writersblock gefrustreerd naar het café te laten gaan. Verder dan dat kwam De Schrijver niet en dus ging hij naar het café. Onnodig te vermelden dat hij stevig de pé in had.
Deel 12
In het café las Wim De Schrijver graag. Een gedichtenbundel die handelde over de grote klassieken, of een lijvig boek over afvallen. Het was boekenweek en dus had hij juist het geschenk van dit jaar gekregen. Het was van een schrijver die hij niet kende. Een of andere buitenlandse naam. Die Turken nemen nu zelfs de literatuur over dacht De Schrijver en overwoog zijn boek De droom van opperste eenzaamheid geheel in het Turks te schrijven, maar hij sprak die taal niet en vroeg zich toen af wat het zou kosten om het door een bureau te laten vertalen. En het dan in Turkije uit te laten geven, en het dan door iemand anders weer in het Nederlands te laten vertalen. Eens zien hoe het boek er dan uit kwam te zien. Maar Wim De Schrijver had al jaren een probleem met de naamgeving van zijn protagonisten, dus het verzinnen van een fatsoenlijk pseudoniem was al zoveel werk dat de lust hem verging. Hij bestelde een jenever en een pils. Wim de Schrijver dronk zelden, maar vandaag was hij zo eenzaam dat hij een maat nodig had. Hij had een haring overwogen, maar hield het voorlopig bij oude klare. Hij bracht zijn oude klare naar de mond en grinnikte. Oude klare mond. Kasseien. Vlagen sneeuw. Stoempen. Zelfs in het café was hij eenzaam.
Wim de Schrijver was niet meer gepijpt sinds hij zes maanden geleden daartoe de opdracht gegeven had aan een vrouwtje waar hij niet naar de naam gevraagd had. Met volle mond had zij toch niet kunnen antwoorden, dat was onbeleefd.
Hij vroeg aan de serveerster wat zij hiervan vond. Zou het als openingszin kunnen voor een boekenweek geschenk? De Turk had: ‘Balinezen zijn doorgaans maar een stel apen, dacht Ramsey terwijl hij van de boot afstapte.’ Was zijn zin niet veel beter? De serveerster had geantwoord dat het ten eerste twee zinnen waren, en dat ze ten tweede niet van dergelijk taalgebruik was gediend. De Schrijver stak zijn kladblokje weer weg en bestelde nog een pils. Hij had het boekenweekgeschenkje uitgelezen. Het was verrassend slecht. Zelfs voor een Turk, dacht De Schrijver die toch doorgaans wel van oosterse literatuur hield. Turken, Finnen en Hongaren konden echter niet schrijven, alsmede de Turkmenen en de Afghanen. Daar moet nodig eens een essay over geschreven worden, maar eerst De droom van de opperste eenzaamheid en Ik Wim de Schrijver. De Schrijver kreeg te horen dat hij niet meer mocht drinken, de bardame vond dat hij al genoeg gehad had. De schrijver ging naar huis, vastbesloten een vlammende protestbrief te schrijven aan haar baas, of chef of hoe dat ook heten mag in de horeca. Haar kok, besloot de schrijver, hij zou een vlammende protestbrief schrijven aan haar kok. Dat ging nog voor de twee boeken en het essay, anders verloor het zijn (of haar? De Schrijver wist het niet, hij was dronken. En anders had hij het waarschijnlijk ook niet geweten.) urgentie.
Deel 13
Beste Kok
Uwe bardamew iss een kiuthoer diew mij geeen drrankl meer wil gevven. Ik zoiu haaarr graagg vingeren. Ggroet,
Wim De Schrijveer
Schreef hij thuis aangekomen. Toen kotste hij in de kattenbak, en ging naar bed. De volgende dag zag hij de enveloppe liggen, vroeg zich af wat het was maar bedacht dat het uitstellen van de bevrediging van nieuwsgierigheid de gratificatie ervan zou doen toenemen (of zoiets) en legde de enveloppe terug waar hij hem gevonden had. De kat miauwde. Hij had hoofdpijn. De Schrijver zette koffie en ging terug achter zijn computer zitten alwaar hij koortsachtig begon te schrijven totdat hij zich realiseerde dat hij honger had. En niet zo’n beetje ook.
Hij las nu de brief die hij gemaakt had, snapte er niets van en gooide de brief weg. Er gebeurde ook nooit iets in zijn leven. Geen moment werd zijn ellende doorbroken door iets gelukkigs, nooit had hij eens mazzel of hield er iemand van hem. De Schrijver kon wel huilen. Zijn hoofdpijn nam hierdoor toe. Aldus zichzelf vermannend schreef hij de volgende (historische) woorden: ‘Het leven is een zak met botten, onvervulde verlangens en drankzucht.’
Hij begreep het zelf ook niet helemaal, maar als aforisme zou het niet misstaan op zijn grafzuil. ‘Het leven is een zak met botten, onvervulde verlangens en drankzucht. Wim de Schrijver, 1981 – 2008.’ Als Wim vandaag dood zou gaan, zouden ze hem over drie jaar pas vinden, dacht Wim, want niemand komt ooit hier. Dan zien ze dit manuscript op de computer. Wat een historische laatste woorden. Wim de Schrijver hoopte vurig dat hij zou komen te overlijden, maar dat gebeurde niet. God, u bent een hufter mij dit te misgunnen, bidde hij toen eerbiedig.
Deel 14
Toen ging hij maar weer verder met het verhaal dat al een aardige omvang leek te krijgen. Al op het derde kantje, dacht Wim de Schrijver, niet gek. Tevreden nam hij een kop koffie en schreef toen: ‘Het leven is al even wrang als oude koffie’ en concludeerde dat hij een heel productieve dag had.
Nu zijn protagonist voldoende was gekenschetst besloot De Schrijver tot het begin van het uiteenzetten van het plot. Meestal wist hij dat al van te voren, Neuk me terwijl ik mijn tanden poets was al af voordat het geschreven was – was het daarom zo slecht? – maar nu besloot hij al schrijvende zijn plot uiteen te zetten. Maar er moest wel een conflict situatie zijn, boeken waarin geen flikker gebeurd vervelen al snel. En verkopen dus niet, en Wim de Schrijver moest ergens van leven. Aldus besloot hij dat er een conflict moest komen. Er moest iets gebeurden dat een conflict opleverde met het karakter van Wim de Schrijver, er moest iets veranderen in zijn dagelijkse routine. Wim de Schrijver besloot tot een gebeurtenis. De eenzaamheid moest doorbroken. En dat moest een conflict opleveren. Aldus kon De Schrijver komen tot een groots en meeslepend werk, over de drang tot eenzaamheid en ongeluk, een protagonist die alleen maar kon zijn als hij zijn eigen geluk saboteerde, en een tegenspeler die daar ook ongelukkig van werd. Twee levens verwoest! Fantastisch… mompelde De Schrijver, wat een verhaal, wat een prachtwerk ging dit worden. Hij besloot het journaal te kijken, en na de berichtgeving was hij zijn meesterplot vergeten.
Aldus zijn geslacht tot in de tiende graad vervloekend ving hij aan met het uiteenzetten van een ander plot. Een moord misschien. Als tegenhanger van de crime passionel een brute moord uit pure eenzaamheid. Een zelfmoord wellicht? Maar dan kon hij het boek net zo goed niet schrijven en gelijk zichzelf van kant maken. Dat was niet eens zo’n gekke gedachte, besloot De Schrijver, want hij vond het leven geen reet aan. Het was saai, voorspelbaar, en hij was zo vreselijk eenzaam. Dus waarom ook niet…
Deel 15
Wim De Schrijver liep naar de badkamer en van daar weer naar de keuken. Hij was vergeten een stevig mes te pakken. Met het mes in zijn hand keerde hij terug naar de badkamer waar hij een bad met water liet vollopen. Hij kleedde zich ondertussen uit en masturbeerde. Toen liep hij weer terug naar zijn werkkamer – het mes liet hij in de badkamer liggen. Hij schreef een paar alinea’s en liet de protagonist zeggen: “Als er geen masturbatie bestond, had ik geen reden om te leven.” Toen keerde hij terug naar de badkamer waar de witte vlokken zaad in het badwater dreven. Hij ging in bad zitten en masturbeerde nogmaals. Tijdens het masturberen dacht hij aan niemand. Zo eenzaam was hij.
Wim de Schrijver was altijd al eenzaam geweest. Zo lang als hij zich kon herinneren had hij naar het gezelschap van liefde, innige kameraadschap en andere zaken ontbeert. Daarom probeerde hij veel mogelijk van zijn geheugen kwijt te raken, maar hij dronk te weinig om de poging echt serieus te nemen. De poging tot zelfmoord van eerder die dag was net zoiets. Hij was, voor de masturbatie ook niet echt van plan geweest er een einde aan te maken, dat wist hijzelf ook wel. Hij was volslagen belachelijk bezig. Hij was een farce, een eenzame zot met een masker op. Een nar, een stoethaspel. Hij haatte zichzelf zo intens. Niemand ook maar in de verste verte in de buurt, en nog een pose aannemend. Het was ook niet gek dat hij eenzaam was. Hij zou niemand willen zijn, die hem zou willen kennen. Dat had hij ook al eens eerder gehoord.
Van zichzelf walgend ging hij naar het toilet waar hij ontdekte dat een fluim opgedroogd zaad de haren op zijn been aaneen deed plakken. Hij rukte voor straf de hele pluk haar eraf. Dat zou hem leren.
Eenmaal terug op zijn werkkamer schreef hij noest verder aan wat een standaardwerk over eenzaamheid, ellende en ongeluk moest worden. Hij vond het steeds beter worden, maar hoedde zich ervoor niet te gaan geloven dat het werkelijk goed was. Een boek over mislukking kon immers in de ogen van de schepper niet slagen. Het moest matigheid troef blijven, pas dan zouden anderen hem gaan ophemelen, en de erkenning waar hij recht op had zijn deel worden. Dit werd zijn bewijs van excellentie. Maar hijzelf moest later in alle eerlijkheid kunnen zeggen dat het eigenlijk maar een prutboek is, geschreven door een zielige loser. En dan, terwijl allemaal mooie en lieve meisjes zich om hem heen verzameld hadden, die hij voor het uitkiezen had om zijn eenzaamheid te verdrijven en hem gelukkig te maken, dat ze hem niet waard waren, en dat hij liever alleen en ongelukkig bleef dan zijn parel voor haar zwijnen te werpen. Of zoiets. De totale oppermacht is in staat te zijn de daad van opperste macht te doen, en het vervolgens te laten.
Deel 16
Wim de Schrijver schreef niet omdat hij het zo goed kon. Of om de wereld een stukje mooier te maken met zijn prachtige taal. Wim de Schrijver schreef omdat hij moest. Daarom kon Wim de Schrijver zichzelf nog niet van kant maken. Hij was een nobody. En als hij zich nu van kant zou maken, dan bleef hij dat dus ook. En dus vluchtte Wim in zijn computer, en schreef over absoluut helemaal niets. Zijn cursor stond geen fractie van een seconde stil terwijl zijn vingers in een ritme dat geen componist ooit had kunnen schrijven, zoals hij dat kon, over de toetsen vlogen, en melodieus zijn zinnen neerpende.
Dit geschreven hebbende wilde hij hevig gaan schrappen in de tenenkrommend slechte passage, maar hij besloot het uiteindelijk toch te laten staan, zodat hij later een concreet voorbeeld had waarom zijn boek dan wel zo slecht was. En kon hij gelijk zijn laaiend enthousiaste critici van repliek bedienen. Niet dat hij dat ooit deed, want hij had nog nooit een enthousiaste recensie gehad (hij was tot op heden nog nooit gerecenseerd) en hij vond het beneden zijn waardigheid om op slechte recensies te reageren. Maar iemand die zijn boeken goed vond, dacht Wim de Schrijver, is een volslagen debiel en daar schreef hij niet voor. Hij hoopte vurig dat het een heel slecht boek zou worden, en stopte er expres een paar draken van pleonasmen en tautologieën in.
Zo tegen een uur of zeven die avond besloot Wim de Schrijver dat het verhaal zo langzamerhand maar eens tot een einde moest komen. Hij had een protagonist gekenschetst, deze om duidelijke redenen bijna zelfmoord laten plegen, en om even duidelijke redenen had hij hem laten voortbestaan, hopend wakker te worden uit de werkelijkheid die zijn leven was. Toch was zijn vuistdikke roman nog slechts vier pagina’s A4. Wim de Schrijver besloot dat het verhaal misschien wat dun was. Hij vervloekte de leegheid van zijn leven nogmaals, en het moment dat hij besloten had zichzelf het leven niet te ontnemen. Waarom had hij dat ook al weer niet gedaan? Hij kon het zich maar moeilijk herinneren. Hij besloot om nog maar eens te masturberen, maar zijn geslachtdeel deed een beetje pijn en voelde wat ruw aan. Het wilde niet erg vlotten vandaag. Normaal voelde hij dit pas rond de klok van elf, als Andries Knevel op de teevee was. Hij vroeg zich af of Andries Knevel toevallig op de teevee was. Hij zette vlug de teevee aan, en zag dat Andries Knevel op de teevee was. Dat verklaarde een boel. Hij smeerde zijn handen aan zijn t-shirt af en ronde het verhaal af met de alinea:
En Wim De Schijver plofte neer in zijn fauteuil en sloot de ogen. Hij hoopte nooit meer wakker te worden, en voor eeuwig te dromen over de opperste eenzaamheid, die hem beroemd zou maken. Maar hij had erge moeite met inslapen. ‘Het leven is een zak met knoken, onvervulde verlangens en drankzucht’ hoorde hij iemand zeggen. Had hij zelfs zijn mooiste aforisme eens eerder gehoord? Déjà vu. Mijn God wat ben ik eenzaam, dacht hij toen. Sliep hij al? Toen stond hij weer op en besloot tot het schrijven van het groots en meeslepende meesterwerk Ik Wim de Schrijver.